“Politiemensen moeten soms optreden tegen hun eigen groep”

VERBINDING Interview met Ruurd van de Water, geestelijk verzorger

Ds. Ruurd van de Water is een drukbezet man: hij werkt vier dagen van negen uur voor de politie van Noord-Nederland als geestelijk verzorger, heeft één dag in de week nog een eigen psychotherapeutische praktijk in Assen, en werkt daarnaast nog parttime als gemeentepredikant in Anloo – één keer in de twee weken gaat hij nog voor in de kerk. Ik was zelf – met een dochter die bij de politie werkt – vooral nieuwsgierig naar zijn werk als geestelijk verzorger bij de politie.

Reinder de Jager

Sinds wanneer ben jij werkzaam bij de politie, en hoe is men erbij gekomen dat juist zo’n organisatie als de politie een geestelijk verzorger nodig heeft?

“Ik doe dit werk sinds september 2020 en ik heb deze baan bij de politie natuurlijk niet zelf uitgevonden. De vraag leefde al veel langer – een priester, Nol de Jong, is in Amsterdam daarmee ooit begonnen. Vóór mij waren er al pastores bij de politie, en op dit moment werken er tien collega’s vanuit allerlei levensovertuigingen als geestelijk verzorger. En waarom geestelijke zorg bij de politie… Die vraag naar professionele geestelijke verzorging is na het werk van Nol de Jong mede vanuit politiebonden onderstreept.

“Er komt nogal wat op politiemedewerkers af tijdens hun werk. Traumatische ervaringen die je tijdens je werk opdoet, maar ook moreel-ethische kwesties. De politie is vooral heel praktisch en oplossingsgericht – ze hebben nog niet het ene geval opgelost of ze moeten alweer verder. Dan helpt het als je dan af en toe even uit die tredmolen stapt en nadenkt of je je werk zó wel goed doet. Dat helpt niet alleen, maar behoort ook onderdeel van je vak, van je professionaliteit te zijn. Ik kom uit de ziekenhuiswereld, en daar was het al niet anders: probleemoplossend, snel ook graag, steeds maar weer, maar dan soms in de knoop raken met je taakopvatting. Ook daar ontstonden morele beraden – of je bijvoorbeeld alles moet doen wat je kan, waar de grenzen liggen.”

“Stel dat je een boerenzoon bent die bij de politie is gegaan”

Kun je een voorbeeld geven van zo’n ethische of morele vraag waar een politieagent concreet voor komt te staan?

“De politie beschermt de rechtstaat. Dat betekent dat ze, soms met legitiem geweld, moet optreden als die ondermijnd wordt. Dat zie je bijvoorbeeld heel scherp bij de boerenprotesten van afgelopen zomer: enerzijds moet de politie het recht van demonstratie waarborgen, maar ze moet ook scherp zien waar demonstreren uitmondt in gevaar voor anderen. En daar komt nog iets bij. Stel dat je een boerenzoon bent die bij de politie is gegaan; dan moet je soms optreden tegen je eigen groep, terwijl je hun frustraties niet alleen donders goed begrijpt maar ook deelt. Om dan professioneel te blijven – dat schuurt en wringt natuurlijk, en dat innerlijke conflict kan dan bij mij op tafel komen. Politiemensen zijn werkelijk heel loyaal aan hun vak. Maar dat is niet altijd even makkelijk. En precies daar ligt mijn werkterrein.”

Hoe geef je handen en voeten aan jouw vak, hoe giet je dat in het vat?

“Dat kunnen individuele gesprekken zijn. Begrijp me goed, er zijn nogal wat omwegen voordat mensen bij mij terecht komen. Ze lopen niet lekker rond, hebben geen plezier meer in hun werk, hangen soms tegen een burn-out aan. Dat is één kant van mijn vak. De andere kant is, dat de politie de laatste jaren steeds meer aandacht krijgt voor goed (moreel) leiderschap. Vroeger moest je vooral een aantal broeken versleten hebben, en dan kwam je op een gegeven moment wel op een leidinggevende post. Tegenwoordig wordt een ander soort teamleiderschap gevraagd. Ben je het kompas waarop je team kan varen, ben je het anker voor je mensen? Hoe krijg je een hiërarchische organisatie zo veilig dat je met elkaar in gesprek blijft? Ook daarin spelen wij een rol.”

“Laat nou net religie gaan om ‘in verbinding’ staan”

Vraag ik me af wat jouw religieuze achtergrond hierin kan betekenen…

“Natuurlijk heb ik op deze plek bij de politie een heel specifieke taak in dit werk, ik ben geen politie-predikant of -pastor, maar nadrukkelijk geestelijk verzorger, een professie met eigen beroepsprofiel en -standaard. Ook mensen die niet gelovig zijn, moeten bij mij terecht kunnen. Voor mij is een zeer centraal begrip dat mensen die problemen hebben, ‘uit verbinding’ zijn geraakt: ze weten niet meer voor wie ze het doen, raken interesse kwijt – en laat nou net religie gaan om ‘in verbinding’ staan. Religie vooronderstelt een relatie tot de ander. ‘Uit verbinding gaan’ geeft existentiële vraagstukken. ‘Ben ik mijn broeders hoeder’ en ‘wie is mijn broeder’ – belangrijke vragen die ik impliciet aan de orde kan stellen.”

“Ook mensen die niet gelovig zijn, moeten bij mij terecht kunnen.”

Laatste vraag: jij bent in dienst van de politie, niet van de kerk. Welke rol speelt de classis hierin? Dit interview verschijnt tenslotte in het classisblad…

“In de beroepsstandaard van geestelijk verzorger is er altijd een zendend genootschap, en dat is in dit geval de classis Groningen-Drenthe. Bij de classis moet ik mijn ambtelijke bevoegdheid kunnen toetsen, die bijvoorbeeld bij de politie vertaald wordt in geheimhouding en verschoningsrecht. En het is ook gewoon fijn om bij de classis terecht te kunnen – ook ik heb natuurlijk wel mijn theologische vragen op gebied van politie en ethiek en zingeving. Dan ben ik welkom bij de classis!”

Dit artikel staat in het classisblad: Verbinding. Lees het hele blad digitaal hier.

Scroll naar boven