Horizontaal

Op mijn studeerkamer hangt maar één schilderij. Daarop geeft de Groningse kunstschilder Egbert Modderman vier mensen weer die samen een zieke naar Jezus toe dragen. Tot voor kort ging ik er automatisch vanuit dat ik bij de mensen hoorde die hielpen en droegen. De laatste jaren dwong een chronische ziekte echter mij steeds meer te identificeren met de zieke man in het midden die geholpen en gedragen werd.

Ds. Pieter Versloot, wijkpredikant Martinikerk en stadspredikant Groningen

Het schilderij geeft haarscherp weer wat ziekte doet in je leven: Zij draait je leven een kwartslag om. Eerst leefde je verticaal: zelfstandig (zelfstaand) loodrecht. Nu lig je uit het lood geslagen op een bed, een draagbaar, en leef je horizontaal, begrensd en machteloos. Je moet je laten dragen en laten helpen. Ziekte vernedert je letterlijk, maakt je klein. Al behandelen mensen je nog zo welwillend en gelijkwaardig, jij bent de ontvangende en zij zijn de gevende partij. Het is ook in dit geval zaliger te geven dan te ontvangen.

Wij zijn niet gemaakt om te liggen. Wij zijn geschapen om de aarde te bewerken en te bewaken. Dat zijn geen dingen die je liggend doet. Ziekte zorgt ervoor dat wij niet kunnen doen waartoe wij geroepen zijn. Wij missen ons doel en dat is zonde. Het gaat niet voor niets bij die man die door het dak werd neergelaten voor Jezus ook over vergeving.

Liggend werden mijn kamergenoot en ik in het UMCG naar de operatiekamer gereden. Ik was stiekem een beetje teleurgesteld: ik had geen bijzondere bevestiging van Gods nabijheid gekregen, geen speciale belofte, geen bijzonder gesprek, geen krachtig Bijbelwoord of een briefje loodrecht uit de hemel. Ik had ’s morgens vroeg nog wel met mijn kamergenoten gebeden, maar het was een krakkemikkig hakkelend gebed waarin ik emotioneel werd. Ik baalde van mezelf, dat ik juist op een plek waar ik ten volle stadsdominee kon zijn, zulke slappe woorden uit mijn mond haalde. Tegelijk had ik weer niks aan de postmoderne, troosteloze, berustende dooddoeners, die door anderen over ons werden uitgestort als: “’t is wat het is”, “tsja, er wordt je niets gevraagd”, “’t is niet anders” of “we zijn allemaal een keer aan de beurt”.

We kwamen bij de ‘holding’ aan: de centrale wachtkamer voor de operatiekamers. Een vriendelijke man ging aan het voeteneinde van mijn bed door zijn knieën, zodat hij op gelijke hoogte met mij kon spreken. “Daar hebben we dominee Pieter Versloot,” zei hij. Hij sprak Nederlands maar met een dik Engels accent.

Ik keek hem verrast maar ook argwanend aan. Hij was de eerste in het ziekenhuis die mij zo noemde. “Noemt u mij maar gewoon Pieter,” zei ik.

“Nee,” zegt hij, “dat doe ik niet, want u kunt voor ons bidden.” Er klonk geen greintje spot of domineesaanbidding door zijn woorden heen. Ik vertelde hem dat ik dat al gedaan had.

Hij vertelde dat hij de anesthesist was. “U gaat zo meteen slapen,” zei hij. “Tijdens die slaap zal ik op u blijven letten. Straks op de uitslaapkamer zien wij elkaar terug.” Trouwens, mocht u het interessant vinden: “Mijn ouders hebben als zendelingen samen met Baptisten een ziekenhuis gebouwd in het noorden van Zuid-Afrika…” En ik sliep…

Toen ik wakker werd herkende ik onmiddellijk in de uitslaapkamer zijn stem. Die stem die sprak met dat dikke Engelse accent. Hij had me er doorheen geloodst. Gewaakt over mijn leven.

De dichter van Psalm 121 is niet tevreden met dooddoeners als “’t is wat het is”. Dat is hem te plat, te laag, te aards. Hij zoekt het ook niet te hoog. Hij kijkt niet loodrecht naar boven met de gedachte dat daar allemaal briefjes uit dwarrelen. Hij richt zijn blik precies daartussen: op de bergen, op de horizon, de lijn waar hemel en aarde elkaar kruisen. Daarvandaan verwacht hij hulp.

Die hulp komt. Een stip op de horizon neemt de vorm aan van een mens, “die ons ver is en verwant. Hij wordt deel van onze geschiedenis.” Hij van deze zijde uit het menselijke geslacht, maar ook van gene zijde: Zijn dikke hemelse accent verraadt zijn Goddelijke afkomst.

Hij spreekt horizontaal: Dat is een taal die Gods toekomst binnen ons bereik brengt. Een taal die ons kleine lot verbindt aan die stip op de horizon. Een taal die bij een bed door de knieën gaat, je als gelijkwaardige behandelt, een Stem die je herinnert aan je roeping, een Stem die je optilt, die over je waakt. Een Stem die je uit duizenden zult herkennen aan de andere kant, een Stem die je doet opstaan.

Horizontaal is de troostende taal van de hoop.

We leren die taal door veel op te trekken met die timmerman uit Nazareth, van wie het accent doet vermoeden dat Hij van elders is…

Dit verhaal verscheen eerder in Kerk in Stad, nummer 1 van 2023.

Scroll naar boven