“Geen pechvogels en geluksvogels, maar solidair”

In gesprek met Henk van Dijk, de eerste voorzitter van de Classis Groningen-Drenthe

Vijf jaar lang zijn Henk van Dijk en Jan Hommes met elkaar opgetrokken als voorzitter en classispredikant om vorm te geven aan de nieuwe Classis Groningen-Drenthe. Van Dijk de vrijwilliger en Hommes de theologische professional. Aan de samenwerking van de beide heren is een einde gekomen. Niet langer brengen ze samen een bezoek aan een van de 180 gemeenten van de Classis Groningen-Drenthe, want ds. Hommes is met emeritaat. Afgelopen vrijdag vond in de Jozefkerk te Assen de afscheidsdienst plaats. Van Dijk blijft en zal de onlangs benoemde ds. Ellen Peersmann als classispredikant naast zich krijgen.

Pieter Bootsma

V.l.n.r. ds. Jan Hommes, scriba Leny de Zeeuw, voorzitter Henk van Dijk. Foto: Tom van der Velde | Classis Groningen-Drenthe

Henk van Dijk is in zijn professionele leven kinderarts geweest. Zijn keuze voor de kindergeneeskunde kwam voort uit zijn fascinatie voor de manier waarop kinderen met hun dokter omgaan. Vindt de communicatie met de patiënt bij volwassenen plaats vanuit de arts, bij kinderen geschiedt de communicatie vanuit het kind. Zijn werk boeide hem mede doordat hij naast zijn werk als specialist in het ziekenhuis er ook steeds een taak bij had. Zo was hij vertrouwensarts kindermishandeling en voorzitter van de visitatiecommissie van de kinderartspraktijken in ons land.

Synode

Zijn betrokkenheid bij het kerkelijk leven leidde in 2012 tot zijn aanwijzing als lid van de landelijke synode van de Protestantse Kerk van Nederland (PKN). Vijf jaar lang maakte hij de gang naar de synodezittingen die twee of drie dagen in beslag namen. Wat hij als positief ervoer was dat er tijdens de zittingen heel verschillende opvattingen rondgingen, maar de synodeleden altijd de intentie hadden elkaar te begrijpen. Er vond soms een felle en emotionele discussie plaats, maar steeds lukte het weer tot een gezamenlijk standpunt te komen. Van Dijk: “Ik ben daardoor in mijn synode-tijd een ongelooflijke PKN’er geworden. Dat we tot elkaar konden komen, kwam wellicht ook doordat wij met elkaar praten in het vooruitzicht van de avondmaalsviering aan het einde van de zitting.”

Van Dijk vond wel dat de rechterkant in de synode soms te veel nadruk legde op de kerkorde. “God heeft de kerk helemaal niet nodig, dacht ik dan. Wij maken de kerk om ons gevoel over God en geloof vorm te geven en tot uitdrukking te brengen…”

“De ervaringen die ik in mijn professionele werk opdeed hebben me wel geholpen in de synode: ik heb in mijn beroep altijd veel moeten praten met mensen die het niet met mij eens waren. Die ervaringen kwamen me in de synode van pas. Maar als het om inhoudelijke zaken ging, had ik maar heel beperkt wat aan mijn werk als kinderarts. De enige keer dat zich dat echt voordeed was toen de synode sprak over seksualiteit. Daar werd toch om de hete brei heen gedraaid! De synodeleden waren totaal niet gewend om over seksualiteit te spreken. Ik vond dat door zo’n synodale worsteling over seksuele ontwikkelingen de mensen in de kou werden gezet.”

Classis

Een van de belangrijkste synodale trajecten waaraan Van Dijk deelnam betrof de hervorming van de classicale structuur van de kerk, de bestuurlijke tussenlaag tussen de synode en de lokale gemeente. De grote bestuurlijke drukte die de gemeenten van de kerk hadden te verwerken heeft de synode proberen op te lossen door het aantal classes te beperken tot elf, daarmee die druk bij zo weinig mogelijk mensen neerleggend. Aan de classisbesturen werd bovendien een fulltime classispredikant toegevoegd. Van Dijk kwam in de gelegenheid de nieuwe opzet te beproeven doordat hij na zijn synode-periode werd gekozen tot voorzitter van de nieuwe Classis Groningen-Drenthe.

Dat het allemaal naar zijn tevredenheid marcheert, is niet het geval. De afgevaardigden naar de classicale vergadering halen lang niet altijd het quorum. Ze bieden bovendien het moderamen te weinig kritisch tegenspel. De verbinding tussen de kerkenraden en de classis zou beter zijn als de ‘ringen’ – de regionale verbanden die de samenstelling van de classicale vergadering bepalen – meer binding met de kerkenraden zouden hebben. De kerk zou er ook mee gediend zijn als heel veel zaken niet-ambtelijk konden worden afgedaan in plaats van ze aan de besluitvorming van de classis te onderwerpen.

Waarin de nieuwe classis tot zijn verrassing wel veel beter functioneert, is in het onderkennen van de problemen die de lokale gemeenten ervaren. Alleen al daarom is hij voor het handhaven van de classicale tussenstructuur: het centrale niveau van de kerk staat te ver af van de lokale gemeente. Soms heeft hij het gevoel dat zelfs de classis al te ver afstaat van de gemeente.

Samen kerk

Uit het classicale beleidsplan 2028 valt af te leiden welke problemen op tafel kwamen bij de bezoeken van de classispredikant – soms door de classisvoorzitter vergezeld – aan de lokale gemeenten. Van Dijk: “Wat we zagen was dat de veranderingen in de kerk veel sneller verliepen en de ontkerkelijking veel dreigender is geworden dan we tot voor kort waarnamen. De predikantenopleiding levert steeds minder predikanten af en er worden in onze classis veel onvervulbare vacatures voorzien. Er is een groeiend tekort aan vrijwilligers en een onevenredig deel van hun inzet gaat naar het materieel in stand houden van de gemeente. Gevolg is dat aan het geloofsgesprek in de werkgemeenschappen, in de kerkenraden en in de gemeenten steeds minder gevolg wordt gegeven. Het hoort tot de taak van de classis de gemeenten te ondersteunen bij het vinden van een weg uit deze problemen.”

In het beleidsplan valt te lezen aan welke gezamenlijke weg voor de lokale gemeenten gedacht wordt. Van Dijk benadrukt dat die weg in vrijwilligheid zal worden afgelegd: “We vinden dat levende gemeenschappen, ook al zijn ze klein, in stand moeten worden gehouden. Fusies vinden we steeds minder de oplossing. Waar we aan denken is aan samenwerkingsverbanden van een aantal lokale gemeenten die samen beschikken over een ‘steunpunt’ waar de bestuurs- en beheerstaken van de lokale gemeenten worden geconcentreerd en waaraan de predikanten en kerkelijk werkers zijn verbonden. De lokale gemeenten zijn de ‘vindplaatsen van geloof’ waar ook wordt omgezien naar elkaar. De bezittingen blijven toegerekend aan de lokale gemeenten. Uit de rendementen van de bezittingen worden via een omslagstelsel de kosten van het steunpunt gefinancierd. Over deze opzet voeren we het gesprek met onze gemeenten. Met dit alles denken we te voorkomen dat het steeds dezelfde gemeenten zullen zijn die door predikanten-vacatures zullen worden getroffen. We moeten geen classis worden van twee soorten gemeenten, die van de pechvogels en die van de geluksvogels, maar solidair zijn met elkaar. Als we niet samen kerk zijn, redden we het niet.”

Dit artikel verscheen eerder in Kerk in Stad 23 op 19 december 2023 – kerkinstad.nl.

Scroll naar boven