Ds. Heleen Maat is nog maar net begonnen als regiopredikant binnen de Classis Groningen-Drenthe. Een gloednieuwe functie voor een ouder probleem: veel kleine gemeenten hebben moeite om nog kerk in hun dorp te zijn. Dat kan eenvoudiger, zegt ds. Maat.
“De naam ‘regiopredikant’ is wat verwarrend. De Classis Groningen-Drenthe vindt het belangrijk dat gemeenten op het platteland blijven bestaan. Er zijn veel problemen in kleine gemeenten, zoals het niet kunnen bemensen van de kerkenraad. Maar de classis wil graag dat de gemeenten vitaal blijven en wil dat ook faciliteren. De classispredikant heeft contacten met de gemeenten; de regiopredikant kan ze intensiever begeleiden. Ik neem contact op en breng ze bij elkaar in regio’s.
Dit komt niet uit het niets. Ik ben al 25 jaar gemeentepredikant en interim-predikant. We hebben al lang te maken met kleine gemeenten die het moeilijk hebben. Samenwerking begeleiden was altijd al iets wat ik erbij deed. Nu heb ik echt de tijd om daarmee te werken en goed over na te denken. Het is ook belangrijk dat ik goed verslag doe van mijn werk. Ik ga bijvoorbeeld een handboek schrijven.
De kerkenraad beslist
Om te beginnen heb ik een aantal groepen gemeenten doorgekregen van classispredikant ds. Jan Hommes. Ik leg nu contact met die gemeenten en organiseer bijeenkomsten. Ik ben in dienst van de classis, dus de verzoeken komen daar vandaan. Maar de PKN is georganiseerd vanuit de lokale gemeenten: als de kerkenraad niet wil, houdt het op. De classis neemt het initiatief omdat er vanuit de gemeenten vaak enige aarzeling overwonnen moet worden. Er is vaak al veel moeite om het hoofd boven water te houden. En dan moeten we ook nog energie steken in de regio, denken mensen dan… Maar als je taken verdeelt en durft over te laten aan de regio, is er heel veel mogelijk.
De wil om er wat van te maken
In de praktijk kom ik er pas bij als het niet meer gaat. Dat zou eigenlijk iets eerder moeten, als het nog goed draait. Wat weg is, komt niet meer terug.
Er is uiteindelijk heel weinig nodig om samen te werken als gemeente. Alleen de wil om er wat van te maken, vind ik. Als er uiteindelijk een kerkenraad is van drie mensen en er op zondag vijftien mensen in de kerk zitten, dan is dat genoeg. Volle kerken zijn voor mij uiteindelijk niet interessant.
Als dat nodig is, kan ik ook ondersteunen bij samenwerking met andere denominaties. Je hoeft niet één partner te hebben: je kunt best samenwerken in de regio met andere protestantse gemeenten en tegelijk contact hebben met een vrijgemaakt gereformeerde of christelijk gereformeerde kerk in het dorp. Het een sluit het ander niet uit.
Een vierplek in het dorp
Mensen die geen lid zijn van een kerkelijke gemeente gaan in principe niets merken van mij, maar indirect wel van mijn werk. In de dorpen houdt de protestantse gemeente een gezicht, in plaats van te verdwijnen. Het is belangrijk voor een dorp dat er een zichtbare gemeente is met een kerkgebouw waar dingen gebeuren. Mensen weten nu nog dat er een kerk is, dat mensen iets geloven, en daar moeten we gebruik van maken.
Inspiratie
In al mijn jaren als gemeentepredikant en interim vond ik overal enthousiaste mensen die zich in wilden zetten. De kerken doen ertoe. Dat is een belangrijk drijfveer voor mij: het doet ertoe. Theologische inspiratie is lastiger – dit is onontgonnen terrein, het is nog heel erg zoeken. Ik lees nu veel hedendaagse ecclesiologie: hoe ben je kerk, waarom wil je überhaupt een kerkelijke gemeente vormen?
Het meeste plezier haal ik uit het gezamenlijk aan iets werken. Het werk van een gemeentepredikant is een eenzaam gebeuren. Nu werk ik met de classispredikant en gemeenten in gezamenlijkheid. Soms is er veel weerstand, dat is wel moeilijk. Maar soms zit er ook zo’n vaart in, en zijn mensen het eens.
Waarom ben je kerk?
Mijn advies voor alle gemeenten is om met een realistische blik naar de toekomst te kijken. Het oude – volle kerken, grote kerkenraden – komt niet meer terug, houd daar dus niet aan vast. We slaan nieuwe wegen in. Mijn andere advies is: bedenk waarom je kerk bent. Dat is een moeilijke vraag. Wat is het gezicht van de gemeente in het dorp? Waarom wil je er zijn? En hoe zorgen we dat dat kan blijven? Bedenk eerst wat je bestaansrecht is, wat je voor de toekomst wilt behouden. Daarna denken we wel na over hoe dat moet met de diensten, hoe de kindernevendienst weer opgezet kan worden… dat komt wel.”
Foto: Anjo de Haan