Kerk voor het dorp/de kerk is van de dorpsgemeenschap dan wel de wijk

plek van ontmoeting en het leven delen, plek van bemoediging en verdieping.

Verhaal, gehouden bij een webinar “Actualiteiten en Ontwikkelingen” waar het gaat om cultureel Erfgoed. Een gesprek met de burgerlijke overheden.

Citaat:

Door de tijdgeest verliezen steeds meer kerken hun functie en door het afnemen van het aantal kerkleden zijn er steeds minder vrijwilligers die zich inzetten voor behoud en beheer van kerkgebouwen.

Eind jaren zestig was de kerk van Noordbroek er niet al te best aan toe; de gemeenteraad stelde voor er een zwembad voor in de plaats te maken. Op één stem is dat voorkomen, het gebouw is gerestaureerd en in 2016 overgedragen aan de SOGK en zo beschikbaar gebleven voor het dorp, met het wereldberoemde Schnitgerorgel.

In die tijd waren er contacten met de burgerlijke overheid, met organisaties/bedrijven die zich bezighielden met hergebruik, herbestemming en het dorp om het over te dragen en meer beschikbaar te maken; dat was een taai en eenzaam proces en we dachten even terug aan eind jaren zestig en de mogelijkheid van een zwembad: dat wil je toch niet meemaken, dachten wij, als kerkelijke organen.

Zo’n plek moet een plek van ontmoeting zijn en een plek om  het leven te delen. Religieus of niet. Dat is mijn visie, dat is wat wij als classis uitdragen.

De burgerlijke overheden hebben middelen beschikbaar gekregen om een kerkenvisie te ontwikkelen: veelal een inventarisatie van gebouwen en gemeenschappen. Dat is een goede zaak: het is van belang dat de burgerlijke overheid weet heeft van de gang van zaken rondom en met kerkgebouwen. Je wilt zo’n situatie als Noordbroek toch niet laten gebeuren.

Zeker, die tijdgeest. Kerkgebouwen als een molensteen om de nek van een kerkelijke gemeente, niet omdat ze het niet kunnen betalen, maar omdat het werk dat gedaan moet worden niet meer lukt vanwege te weinig mensen met te hoge leeftijd. Er is en blijft zorg voor het gebouw, dat de haan van de kerk moet vanwege de aardbeving bijvoorbeeld, maar zelf doen wordt moeilijker.

Er verschuift ook iets anders. Kerkelijke gemeenten verdwijnen niet en blijven kerken in hun gebouw, hoe klein die gemeente ook is; dat is beleid. Veel kerkgebouwen behouden juist hun functie. En de mensen die er nog wel zijn zijn over het algemeen zeer betrokken op hun kerkgebouw.

En je zou kunnen zeggen dat deze kerkelijke gemeente ook helpt om het gebouw te gebruiken voor publieke activiteiten: 4 mei en allerzielen zijn mooie voorbeelden. Dat zijn incidentele manieren van gebruik, maar biedt wellicht ruimte voor gesprek.

De burgerlijke overheid kan ook dat gesprek stimuleren, de kerkelijke gemeente als één van de gesprekspartners voor de ontwikkeling van een dorpsvisie, zoals door plaatselijk belang of dorpsbelang op zo veel plaatsen gebeurt. Participatie van mensen is essentieel. Stimulans is nodig. De burgerlijke overheid die burgers laat meedoen in het zoeken naar mogelijkheden, mijn ervaring is dat ze dit moeilijk vinden.

Duurzaamheid en het ontwikkelen van plannen om dat voor elkaar te krijgen is voor een grotere gemeente met wat deskundigheid al een hele klus, voor de kleinere gemeenten zeker. Zonnepanelen, isolatie of nog groener in relatie tot oudere gebouwen is een zorg.  Binnen de kerkelijke gemeente is daar ook vaak discussie over, met name tussen kerkenraad die wel wil en kerkrentmeesters die nog al eens terughoudend zijn.

Ik heb gemerkt dat het voor gesprekspartners en zeker voor partners die een afspraak maken met kerken als eigenaar van een gebouw lastig is met wie nu precies zaken gedaan kunnen worden; het zijn in de protestantse kerken vaak de kerkrentmeesters die de gesprekken dan wel onderhandelingen voeren, het is de kerkenraad die besluiten neemt en er is dan nog een classicaal college dat toestemming moet geven. Dat is kerkelijke praktijk, niet voor iedereen altijd even helder, ook niet voor kerkmensen zelf.

Beeldvorming.  Als classispredikant voer ik dagelijks gesprekken met kerkenraden en adviseer en stimuleer namens de classis Groningen-Drenthe aan gemeenten om te zoeken naar mogelijkheden om als gemeente in de dorpen aanwezig te blijven: een vierplek te houden; hoe klein een gemeente ook is geworden. De aanwezigheid van een kerkelijke gemeente vinden wij belangrijk voor kerk en samenleving, zo’n plek waar mensen samenkomen, waar het evangelie wordt doorgegeven, waar wordt nagedacht en gesproken over het leven, geloven; zo stimuleren wij de inzet van het gebouw, het kerkgebouw, dat vaak een cruciale rol speelt in de manier waarop de gemeente functioneert.

Ik vind het belangrijk om dat te zeggen: krimp, kleiner worden van de kerk betekent niet het verdwijnen van kerkelijke gemeenten, tenminste niet meteen en dus ook niet het verdwijnen van een kerkgebouw in die functie, hoe moeilijk het soms ook is voor een gemeente het gebouw aan te houden en te onderhouden. Het betekent ook niet dat kerkgebouwen leeg komen te staan en van eigenaar moeten wisselen. Het betekent wel bezinnen op andere manieren om het gebouw in te zetten. En er is wel sprake van dat er minder vrijwilligers zijn om het gebouw te onderhouden. Hierin kan de gemeente participeren.

Niet afstoten, maar vooral zinvol hergebruik is aan de orde en de vraag is wat er precies past bij hergebruik van een kerk: dat is maatwerk.

In Hellum heb ik wel eens aan iemand van dorpsbelangen geopperd om van de kerk dorpshuis te maken; dat is ingrijpend en rigoreus, maar het gebouw vindt men van belang voor de kerkelijke gemeente en voor het dorp, overleg en kijk wat je kunt. Havelte, Smilde en buurgemeente Siddeburen zijn mooie voorbeelden waar dat gebeurt.

Ik denk dat het voor een inventarisatie, waarvan ik weet dat veel gemeenten er mee aan de gang zijn, maar waarvan ik nog geen resultaten echt heb gezien (Zuidhorn, Hogeland met mooie filmpjes bijvoorbeeld), belangrijk is niet alleen kerkgebouwen en kerkgemeenschappen te inventariseren, maar ook mee te nemen dat ieder gebouw een verhaal heeft: een verhaal dat wordt bepaald door verhalen van mensen, een verhaal dat is verbonden met het dorp. Daar waar menselijke pijn werd gedeeld; daar waar een ongeluk met dorpsbewoners de kerk als een ontmoetingsplek had; daar waar in de kerk geschuild kon worden. Het gaat enerzijds om religieuze verhalen, anderzijds is het ook de publieke functie van het gebouw. En dat maakt niet uit of het een oude middeleeuwse kerk is of een wat nieuwere 20e eeuws gebouw. Ik denk aan de aanslag indertijd tijdens koninginnedag; ik denk de dood van een politieman bij een aanhouding. Zo had ik hierover een gesprek met de veiligheidsregio: een oproep aan kerken om hun deuren te openen wanneer er zoiets in onze regio plaatsvindt. Belangrijk is de vraag hoe u als burgerlijke overheid zelf tegen het gebouw aankijkt; hoe de kerkelijke gemeenschap tegen het gebouw aankijkt. Het lijkt mij belangrijk dat mee te nemen bij de inventarisatie.  Ik dank u voor uw aandacht.

Jan Hommes

Glimmen, 30 november 2021

Scroll naar boven