Hoe zit dat nou met het ambt?
Al ruim vijf jaar wordt er binnen de Protestantse Kerk Nederland nagedacht over een nieuwe ambtstheologie. Vlak voor de zomervakantie, op 21 juni 2024 nam de Generale Synode van de Protestantse Kerk het rapport ‘Ruimte voor Woord en Geest’ aan, waarin het de beroepsprofielen van predikant, pastor en kerkelijk werker opnieuw vastlegt. Daarmee is er na een lange tijd een nieuwe protestantse ambtsvisie ontwikkeld die vervolgens ook is uitgewerkt in een visie op de verschillende functies in de kerk.
prop. Henk Binnekamp
Een opvallend punt in dit laatste rapport is de introductie van de positie van de pastor, voorheen meestal aangeduid als kerkelijk werker met preek- of sacramentsbevoegdheid, die voortaan ook aangeduid kan worden als ‘Dienaar des Woords’ en net als de predikant ook een geordineerd ambtsdrager is. In dit tweeluik wil ik eerst een globale presentatie geven van het begrip ambt. Daarna spits ik mij toe op het eigenaardige van het protestants-gereformeerde ambtsbegrip en de vernieuwing binnen de PKN die zijn weerslag heeft gevonden in een nieuwe ambtsvisie.
De kerk bewaren
Allereerst is het zinvol om de vraag centraal te stellen wat het ambt nu behelst. Waarom bestaat er zoiets als een ‘ambt’ in de kerken? Om daarmee maar te beginnen: In de kerk van de tweede en derde eeuw brak er een crisis uit. Er gingen meerdere varianten en opvattingen rond over de persoon van Jezus Christus. Het was nodig om de eigen identiteit, het eigen wezen van de kerk vast te leggen.
Daartoe had de kerk drie instrumenten, en ik volg hiermee Bram van de Beek: Ten eerste het Credo, als de meest basale en kernachtige omschrijving van de geloofsinhoud; als tweede de Canon: de vastgestelde boeken, de Schriften, die gezaghebbend zijn in het spreken over God, Jezus en de eerste volgelingen, en ten derde het Ambt. Het moge duidelijk zijn dat deze drie onderling samenhangen: de Canon en de het Credo werden tijdens een concilie door ambtsdragers vastgesteld, en een ambtsdrager is tegelijkertijd ook weer gehouden aan de Schriften.
Het ambt
We zouden kunnen stellen dat de apostelen de allereerste ambtsdragers waren: direct na Pinksteren begonnen zij met verkondigen, leren en dopen, vierden ze de Maaltijd. Zij stonden het dichtst op hun Heer. Maar na hun dood moest de kerk wel verder. Daarom werden er mensen aangesteld die de kerk moesten bepalen bij haar afkomst: bij haar Heer en de apostolische traditie (de geloofsinhoud zoals die door de apostelen werd doorgegeven). Dit werden de bisschoppen en onder hen de priesters.
Naast het bewaren van de gemeenschap bij Christus kreeg het ambt ook steeds meer de functie van Christusrepresentatie: na de Hemelvaart zijn er apart gezette mensen (de ambtsdragers) die iets van het mysterie van Christus representeren wanneer zij het woord verkondigen, leren en de sacramenten bedienen. Deze twee taken, bewaren en representeren, moeten we in ons achterhoofd houden als we nadenken over het ambt.
Ontwikkelingen in de Katholieke Kerk
In de loop van de late middeleeuwen zouden deze ambtsdragers steeds meer macht krijgen en werd er een sterke hiërarchische structuur opgezet van paus, bisschoppen en priesters. Met name het element van representatie werd sterk benadrukt in de Rooms-Katholieke Kerk: de priester, die als ambtsdrager Christus representeert en daarom de sacramenten uitvoert, kreeg zo enorm veel macht. Men zou zelfs kunnen stellen dat de kerk bestond bij de gratie van de ambtsdragers, want de ambtsdragers verkondigden het Woord en bedienden de sacramenten. Naast deze representatie vormde het bewaren en doorgeven van de apostolische traditie eveneens een belangrijke machtspijler voor het ambt: de ambtsdrager is de lineaire voortzetting van de traditie van de apostelen, en daaruit ontleent hij zijn gezag.
Reformatie
David heeft de HEER leren kennen als een rechtvaardige God die verlost, die orde op zaken kan stellen, een God die bijna-goden aankan. De God die bij de schepping orde bracht in een grote chaos blijkt dat ook te kunnen in een maatschappij vol chaos, een leven dat overhoop ligt. Het jodendom zingt Psalm 8 op Jom Kippoer: de grote verzoendag. De kerk zingt de psalm op de zondag tussen Kerst en Oud & Nieuw. Dat is de zondag van de ‘Onnozele kinderen’. Op die dag wordt herdacht dat Herodes de Grote alle kinderen in Bethlehem vermoordde. Dat deed hij uit angst voor één kind, één zuigeling die Jezus heette.
Ambt naast/boven de ambten
Toch is er wel weer een onderscheid tussen ouderling/diaken en predikant. De eerste twee zijn zogenoemde gemeenteambten: de ambtsdragers komen op uit de plaatselijke gemeente. Het predikantsambt is echter een bijzonder ambt vanuit het grotere geheel van de kerk. De predikant is de enige die bijvoorbeeld de sacramenten mag bedienen. Hier zien we een voor het protestantisme kenmerkende spanning. Enerzijds wil men de ambtsdragers sterk verbinden met de plaatselijke gemeente, anderzijds wil men het bijzondere ambt van predikant ook een rol geven van een tegenover, als iemand van buiten, met eigen bevoegdheden.
Alleen wisten de reformatoren dit ‘tegenover’ van de ambtsdrager niet goed te verwoorden: men was bang dat de ambtsdrager (predikant) dan toch weer te snel tussen God en mens in ging staan en wederom een bepaalde (machts)hiërarchie de kerk werd binnengebracht. Een ‘oplossing’ voor deze spanning die tot op de dag vandaag zichtbaar is: de predikant is een academisch geschoold gemeentelid die met name de taak heeft om de Schriften uit te leggen. Kortom, de predikant kan zich beroepen op zijn of haar academische scholing als basis voor zijn of haar bijzondere ambtsgezag. (Dit is de reden waarom predikanten in de Hervormde Kerk lange tijd een zwarte toga droegen: dit ambtsgewaad is het gewaad van de academicus, vergelijk het maar met het gewaad van een professor).
Het ambt in de Protestantse Kerk in Nederland
Actuele ontwikkelingen
Binnen de PKN zijn er in de afgelopen jaren allerlei nieuwe vormen van kerk-zijn ontstaan: pioniersplekken, kerngemeentes, huisgemeentes, inloophuizen, diaconale initiatieven; ook wel de ‘mozaïek van kerkplekken’ genoemd. Nieuwe kerkvormen die ook vragen om nieuwe adequate vormen van leiderschap en bestuur. Daarnaast begonnen steeds meer ‘klassieke’ kerkgemeentes te merken dat het moeilijker werd om de kerkenraad te vullen en ook het predikantentekort mag onder deze beweging van krimp geschaard worden.
Deze dubbele ontwikkeling dwong de synode en daarmee de hele PKN na te denken over de vraag hoe we de kerk van de toekomst leiding geven. Daarbij wilde men dieper gaan dan pleisters plakken en via kerkordelijke wijzigingen proberen de positie van predikanten, ambtsdragers of kerkelijk werkers te veranderen. Er moest een nieuwe ambtsvisie op tafel komen. Die kwam er in 2022 met het rapport ‘Geroepen door Christus’.
Geroepen door Christus
Dit artikel kan onmogelijk die hele ambtsvisie behandelen. Daarom kies ik een paar opmerkelijke punten. Daarmee begin ik meteen met de titel: ‘Geroepen door Christus’. Ik eindigde mijn eerste deel over het begrip ambt met de spanning die in de kerken van de reformatie bestond: men verlangt enerzijds naar een apart gezette ambtsdrager, die anderzijds zijn of haar apart gezette positie niet mag misbruiken en daarom sterk geworteld moet blijven in de plaatselijke gemeente. Die spanning wordt in deze nieuwe ambtsvisie ‘opgelost’ door een sterke focus op de geroepenheid van Christuswege. Ambtsdragers worden niet geroepen door de plaatselijke gemeenschap, maar geroepen door Christus en worden van Hem uit gezonden in de wereld.
Dat betekent niet dat gemeente en ambtsdrager tegen elkaar uitgespeeld worden: integendeel! Ook de gemeente is geroepen door Christus om een levend getuigenis te geven in de wereld. Christus roept zodoende via twee sporen: gemeente en ambt. Zoals een herder niet zonder schapen kan, zo kan een kudde niet zonder herder.
Geroepen is ordineren
Hier zien we dat het ambt dus niet gestoeld is op de apostolische traditie, zoals in de Rooms-Katholieke Kerk, maar op het geroepen zijn door Christus. Het element van Christusrepresentatie krijgt ook in de PKN het volle pond. Bij die representatie past een ordinatie. Het geordineerde ambt wil uitdrukken dat er een verbinding is tussen wat je doet én wat je bent. Deze lijn was altijd al aanwezig in de lutherse traditie, maar is ook een vrucht van de oecumenische beweging. Hier vinden we de theologische lijn dat de ambtsdrager in doen en zijn Christus representeert. De geordineerde ambtsdrager mag hierop aangesproken worden, hij of zij is verantwoordelijk voor de eenheid en de continuïteit van de traditie.
Kerkelijk werker en het ambt
Vanuit de roeping van Christuswege kan gesteld worden dat kerkelijk werkers en pioniers geroepen zijn door Christus om te werken in de kerk. Het is een tijdeigen roeping die past in een maatschappij waarin sprake is van sterke differentiatie en specialisatie. Dat komt ook de kerk binnen. Het is dus heel eenvoudig: Weet de kerkelijk werker zich geroepen tot het geordineerde ambt en beaamt de kerk deze roeping? Is het antwoord ‘ja’, dan zal de kerk hen moeten bekwamen, zenden en ordineren. Het gaat hier dus niet om wat een kerkelijk werker ‘mag’ of ‘niet mag’ doen, maar om een bepaalde volmacht (de roeping van Christus) waar vervolgens een aantal geschonken handelingen in meekomen. Bijvoorbeeld: Een gemeente kan moeilijk zichzelf zegenen; de slotzegen moet daarom worden uitgesproken door iemand die tegenover de gemeente staat, die niet uit de gemeente geroepen is, maar door Christus en namens Hem de gemeente zegent.
Nieuwe beroepsprofielen in de PKN
Deze hernieuwde ambtsvisie bracht de synode uiteindelijk afgelopen juni tot het besluit om drie beroepsprofielen op te stellen voor werkers in de kerk. Daarbij zijn er twee onderscheidingscriteria: allereerst de vraag of de werker met het oog op het geheel van de gemeente aan het werk is, of slechts op een bepaald deelterrein (zoals pastoraat, jeugdwerk, diaconaat). Betreft het een deelterrein, dan valt deze werker onder de kerkelijk werkers. Is de werker aan het werk voor de hele gemeente, dan is hij of zij een geroepen en geordineerd ambtsdrager: dienaar des Woords. Het enige onderscheid dat dan nog wordt gemaakt is het opleidingsniveau: betreft het een HBO-geschoolde dienaar des Woords, dan spreekt men van een pastor. Betreft het een academisch geschoolde dienaar des Woords, dan spreekt men van predikant. Echter nogmaals: beide zijn dienaar des Woords, en werken in de kerk als geroepen en geordineerde ambtsdrager voor het geheel van de gemeente.
Tot slot: nu er twee soorten dienaren des Woords zijn, wordt de context van de gemeente bepalend: vraagt die om de verdieping en vernieuwing van een academicus, of is de gemeente gebaat bij een dienaar die met vrucht kan werken in een setting waarbij de beleidslijnen en verwachtingen helder zijn? Kortom, en daarover wordt op dit moment gediscussieerd: Wat maakt een gemeente tot een predikantsgemeente of pastorgemeente? Ligt dat aan de complexiteit van de context? Maar hoe bepaal je die complexiteit? Het gesprek hierover zal dus nog wel even voortsudderen… Wordt vervolgd!
Meer lezen:
Over het ambt
- A. van de Beek, Lichaam en Geest van Christus: de Theologie van de kerk en de Heilige Geest. Zoetermeer: Meinema, 2012. (hoofdstuk 2, pp. 195-275)
- G. van den Brink en C. van der Kooi, Christelijke dogmatiek. Zoetermeer: Boekencentrum, 2012. (hoofdstuk 14)
- Vanuit de Oecumene: Doop, Eucharistie en Ambt. Genève, 1982.
Kerkelijke rapporten
- Geroepen en Gezonden. Utrecht: Protestantse Kerk in Nederland, 2020.
- Geroepen door Christus. Utrecht: Protestantse Kerk in Nederland, 2022.
- Ruimte voor Woord en Geest. Utrecht: Protestantse Kerk in Nederland, 2024.
Dit artikel verscheen eerder in Kerk in Stad 22 – 3 december 2024 – kerkinstad.nl.