160 jaar geleden werd bij Nederlandse wet de slavernij afgeschaft. Ruim 45.000 tot slaaf gemaakten in Suriname en de Nederlandse Antillen kwamen vrij. Maar omdat een groot deel van hen verplicht werd om onder staatstoezicht nog tien jaar op de plantages te blijven werken, gedenken we op 30 juni en 1 juli (‘Keti Koti’) 150 jaar gebroken ketenen.
Evert Jan Veldman
Het leed dat is aangericht is onherstelbaar. Het werkt door tot op de dag van vandaag. Het raakt de wereld van nu tot in alle vezels – economisch, politiek, sociaal en psychologisch. Het is onvoltooid verleden tijd. Ontkenning daarvan maakt het extra moeilijk om vandaag racisme te bestrijden. Welke rol speelde de kerk? Welke verantwoordelijkheid draagt ze? Welke rol pakt ze vandaag? Uitermate ongemakkelijke vragen.
Theologische fundering
De rol van de kerk in het slavernijverleden is op zijn best ambivalent te noemen. Ja, er klonken profetische stemmen tegen de ontmenselijking. Maar de heersende opinie was die van legitimering van de slavenhandel en de slavernij. De kerk als instituut was een integraal onderdeel van de wereldwijde handelsketen van de West- en Oost-Indische en kleinere Compagnieën. De voorloper van de PKN zorgde voor een theologische fundering en maakte slavenhandel en uitbuiting ethisch toelaatbaar.
Geldbronnen
Financiële belangen speelden daarbij een belangrijke rol. Ongetwijfeld ook in Groningen. In 1622 werd de Kamer Stad en Lande opgericht, waarmee Groningen een eigen afdeling kreeg bij de West-Indische Compagnie. De Kamer had een sturende rol in de slavenhandel en slavernij op plantages en zorgde hier voor economische bedrijvigheid in de scheepsbouw en in de handel. Het was de eeuw waarin het Nieuwe Kerkhof werd aangewezen als plek voor de bouw van de Nieuwe Kerk. In 1660 waren de gelden voor de kerk bijeengebracht en kon de bouw beginnen. Het is het waard om te onderzoeken hoe een en ander met elkaar te maken hadden. Dat geldt ook voor ons beheer van diaconale en kerkelijke gelden uit het verleden. Het zichtbaar maken van de geldbronnen is een belangrijke stap, omdat die vereist dat we ons van de eigen geschiedenis bewust worden.
Exodus gewist
De theologische fundering van de slavenhandel vond men in de Bijbel. Slavernij was daarin een geaccepteerd fenomeen. Het verhaal van de uittocht uit de slavernij – een belangrijk spoor door de Bijbel heen – werd eraan ondergeschikt gemaakt. Toen uiteindelijk vanuit de kerk de zending onder tot slaaf gemaakten op gang kwam, omdat ze net iets meer geworden waren dan handelswaar, kregen zij bijbels uitgereikt zonder het verhaal van de bevrijding uit de slavernij en zonder alle teksten die daaraan refereerden. Om te voorkomen dat ze dit centrale bijbelse spoor op hun eigen situatie zouden betrekken.
Vervloeking
In de fundering van de slavenhandel speelde het verhaal van de vloek van Noach over zijn zoon Cham en diens nakomelingen, zoals verteld in Genesis 9:20-27, een grote rol. Cham had zijn vader te schande gemaakt en daarvoor moest hij boeten: hij en zijn nageslacht zouden voortaan de knechten van zijn broers en hun nageslacht zijn. Een van Chams zonen was Kus (Genesis 10:6). Aangenomen werd dat zijn nakomelingen de Afrikanen waren. Het was dus Gods wil dat zij geknecht werden.
Wit is gewoon
Tien jaar geleden erkende de Raad van Kerken tegenover nazaten van tot slaaf gemaakten het leed dat is veroorzaakt en sprak de raad de wens uit om samen met hen en samen met allen die gerechtigheid en vrede willen dienen, te zoeken naar een samenleving waarin menswaardig leven, vrijheid, verantwoordelijkheid, solidariteit en respect elementaire waarden zijn. De kerk wilde deze zwarte (!) bladzijde uit haar geschiedenis omslaan. Maar hoe? Een verklaring volstaat niet. Uit ervaring weet ik dat ik het verhaal van de vervloeking van Cham, dat mij als kind verteld werd, nog steeds in mij meedraag. Ik weerspreek het als gelovige. Ik zeg hardop, ook tegen wie het niet wil horen: ‘Black lives matter!’ Maar in de ontmoeting met zwarte mensen merk ik steeds opnieuw dat ik in deze samenleving de norm ben voor mezelf en voor de ander. Niemand die mij ooit vraagt hoe het is om wit te zijn, of die op basis van mijn huidskleur vraagt waar ik vandaan kom. Ik ben gewoon. Dat wit de norm is en dat dit niet zo zou moeten zijn, daar kom ik alleen achter, als die ander die zwart is de tijd neemt en mij de moeite waard vindt om de spiegel voor te houden. Onderweg naar samen.
Gescheiden werelden
Op kerkelijk vlak is dat niet anders. De gevestigde kerken waren de norm. Wit was normaal. Zwarte kerken werden migrantenkerken genoemd. Zelfs als de leden al decennialang of nog veel langer Nederlanders zijn. Twee gescheiden werelden. Kom je als zwarte een witte kerk binnen, dan moet je niet raar opkijken als je gevraagd wordt of je diaconale hulp nodig hebt.
Zelfbewustzijn
Maar de tijden kenteren. Niet op basis van onze bijgestelde inzichten. Wel door groeiend zelfbewustzijn van zwarte mensen en zwarte kerken. Hoog tijd om hen te verzoeken het gesprek aan te gaan, waarbij witte mensen de controle uit handen geven. Om daarin samen het ongemak te verduren. Eén in Christus. De eerste stappen in Groningen worden nu gezet.
Dit artikel verscheen eerder in Kerk in Stad 11 – 2023: kerkinstad.nl.