Wie vertelt het verhaal van Tamar?

TW: Dit artikel gaat over seksueel geweld.

Een poos geleden kreeg ik de vraag om een ‘bijbelse inleiding’ te verzorgen voor een studiedag over grensoverschrijdend gedrag bij (christelijke) studentenverenigingen. Tijdens dat proces kwam ik een passage op het spoor, die door Phyllis Trible als een ‘text of terror’ wordt aangemerkt: de verkrachting van Tamar, dochter van David, door haar halfbroer Amnon.

Ds. Alexandra Matz, Nieuwe Kerk Groningen

Guercino (1591-1666), Absalom en Tamar; National Trust, Tatton Park, artuk.org

Het verhaal staat in 2 Samuël 13. De kans is groot dat je nog nooit een preek hebt gehoord over dit verhaal, terecht. Het is een heftig verhaal, niet iets waar ik als voorganger op zondagochtend nietsvermoedende kerkgangers mee zou willen overvallen. Je weet per slot van rekening nooit welke ervaringen hoorders zelf hebben. Dát er mensen zijn voor wie dit verhaal akelig dichtbij komt, is vrijwel zeker.

Juist die herkenbaarheid biedt – in een kleine en veilige setting – aanknopingspunten om het over seksueel geweld te hebben. Net als zoveel anderen wordt Tamar niet verkracht door een enge man in de bosjes, maar door een bekende, een familielid, in een vertrouwde omgeving. Wanneer ze achteraf aandacht vraagt voor wat haar is aangedaan, krijgt ze te horen dat ze er maar beter over kan zwijgen. De affaire wordt in een doofpot gestopt. Tijdens de studiedag begonnen wij met een close reading: het aandachtig lezen en herlezen van de tekst.

Je komt dan veel op het spoor en daar hoef je geen theoloog voor te zijn. Wat dan bijvoorbeeld opvalt is de compositie. Subtiel laat de verteller zien hoe Amnon zijn web van manipulatie spint. Let maar eens op de manier waarop Amnon naar Tamar verwijst. Bij zijn vriend en handlanger Jonadab heeft hij het over “de zus van mijn broer”, waardoor zijn onbeantwoorde ‘liefde’ minder incestueus klinkt. Als hij er bij David op aandringt dat Tamar hem komt verzorgen, is het ineens juist wél “mijn zusje”. Een poging om eventuele twijfels aan zijn motieven in de kiem te smoren? Hij zou zijn eigen zusje toch nooit iets aandoen? David negeert in ieder geval alle waarschuwingstekens.

Minstens net zo belangrijk als wat er in de tekst staat, is wat en wie er niet worden genoemd. Waar zijn de vrouwen in Tamars leven? Waar blijft God? Voor Tamar komt geen profeet Natan op. Er ontbreekt nog meer. Zo gaat het over Amnons ‘liefde’, over Absaloms haat en Davids woede, maar Tamars emoties blijven onbenoemd. Überhaupt komen we niet te weten hoe het met Tamar afloopt. Haar verhaal eindigt zonder haar. In het groepsgesprek na de bijbelstudie komen we er niet uit, over wie dit verhaal nu eigenlijk gaat en vanuit wiens perspectief het wordt verteld.

Hier blijkt de filmtheorie met haar concept van de ‘male gaze’ een interessante gesprekspartner te zijn. Feministe Laura Mulvaney vroeg in 1975 met deze term aandacht voor de manier waarop vrouwen in films worden neergezet als ‘object’ van mannelijk verlangen. Dat plaatst vraagtekens bij het perspectief van de verteller in 2 Samuël 13. Zeker, dat dit verhaal überhaupt in de Bijbel terecht is gekomen, is bijzonder. Bovendien krijgt Tamar in dit verhaal nadrukkelijk een stem. In tegenstelling tot latere uitleggers, waaronder Luther en Calvijn, vermijdt de verteller victim blaming. En toch kunnen we, met de feministische filmkritiek in ons achterhoofd, niet anders dan concluderen dat hier het perspectief van de mannelijke personages dominant is. Sterker nog: de uitgebreide beschrijving van hoe Tamar voor Amnons ogen de koeken bereidt waar hij om vroeg, heeft haast iets voyeuristisch.

Je kunt je natuurlijk afvragen of de Bijbel zich überhaupt leent als gesprekspartner rondom het thema seksueel geweld. Misschien moeten we gewoon beginnen door te constateren dat de bruikbaarheid van de Bijbel in deze beperkt is. De Bijbel is geschreven in een andere tijd – verkrachting is in de wet van Mozes bijvoorbeeld eerder een kwestie van eigendomsrecht dan van strafrecht. Gelukkig is dat niet meer zo.

De ontwikkeling van het denken over seksueel geweld zien we deels terug in de Bijbel zelf. Waar 2 Samuël 13 deels de blik van de dader volgt, zegt Jezus: “Als je rechteroog je op de verkeerde weg brengt, ruk het dan uit en werp het weg.” (Matteüs 5:29) De verantwoordelijkheid voor (het voorkomen van) seksueel wangedrag ligt hier dus nadrukkelijk bij degene die kijkt – niet degene die bekeken wordt. Dit staat in schril contrast met hoe veel kerken zijn omgegaan met overlevenden van seksueel geweld – te vaak werd niet de dader, maar het slachtoffer het zwijgen opgelegd. Een groep Zuid-Afrikaanse vrouwen verwoordde het treffend: “De kerk is onze Absalom: ze troost ons, maar legt ons het zwijgen op.”

Het is een ongemakkelijke realiteit dat de mantel der liefde vaak is veranderd in een deken van zwijgen. Als kerken willen bijdragen aan een veiligere gemeenschap, moeten we erkennen hoe vaak verhalen als die van Tamar zich herhalen – ook vandaag. De Bijbel biedt geen eenduidige antwoorden, maar wel een spiegel. De weg vooruit is die van heilzame achterdocht, waarbij we ons, net als bij dit verhaal uit het Oude Testament, steeds weer afvragen: Wie bepaalt hier het narratief en wie heeft daar baat bij? Wie wordt niet gehoord? De vraag voor ons vandaag is niet alleen hoe dit verhaal eindigt, maar hoe wij het verder vertellen.

Verdere leesstof:

* Pamela Cooper-White, The Cry of Tamar: Violence Against Women and the Church’s Response, 2012.

* Phyllis Trible, Texts of Terror: Literary-Feminist Readings of Biblical Narratives, 1984.

Dit artikel verscheen eerder in Kerk in Stad 7 – 4 april 2025 – kerkinstad.nl.

Scroll naar boven