Ieder jaar vieren wij, protestanten uit Groningen-Zuid, de laatste zondag van januari met onze katholieke buurparochie een steenworp verderop. Om en om zijn we in elkaars kerkgebouw te gast. Dit jaar gaan wij naar de San Salvatorkerk, die zo mogelijk nog kouder is dan de onze. Daar warmen we ons aan elkaar en aan het godslampje dat er altijd brandt.
Ds. Jan Willem Nieboer, predikant PWG Groningen-Zuid
Als we deze oecumenische viering niet gehad hadden, had ik niet geweten dat het dit jaar op de kop af 1700 jaar geleden is dat het concilie van Nicea werd gehouden. Met onze voorbereidingsgroep, bestaande uit katholieken en protestanten, bogen we ons over de oeroude woorden van de geloofsbelijdenis die daar op papier werd gezet. Het was de allereerste poging om wat orde te scheppen in de vrolijke, veelkleurige chaos waar het christendom in die tijd ook al uit bestond. Zo’n driehonderd bisschoppen vlogen elkaar in de haren over de vraag of Jezus nou een gewoon mens was of een goddelijke oorsprong had.
Het kamp dat Jezus zag als een gewoon mens werd aangevoerd door Arius. In het andere kamp zaten diens opponenten Alexander, Athanasius en volgens de legenden ook ene Nicolaas, de bisschop van Myra. Deze laatste is ons welbekend vanwege zijn jaarlijkse reis naar ons land per stoomboot met zakken vol cadeaus en discutabel geschminkte knechten.
Onze goedheiligman is in het Sinterklaasjournaal op geen enkele manier uit zijn humeur te krijgen. Toch gaat het hardnekkige verhaal dat hij in Nicea zo kwaad werd op Arius dat hij hem een mep in het gezicht verkocht. De eerlijkheid gebied te zeggen dat Sints naam op de officiële presentielijst van Nicea ontbreekt, maar het verhaal is te mooi om onverteld te laten. Het illustreert in ieder geval dat de gemoederen er hoog opliepen.
Gelukkig wist onze voorbereidingsgroep de rust te behouden bij het lezen van de belijdenis. Al strandden de meesten van ons al in de eerste zin bij het woordje ‘almachtig’. Pastoor Arjen Jellema kwam het verst met de tekst. Ikzelf kwam het minst ver, omdat ik al vastliep in het eerste woordje. ‘Credo’ (ik geloof), staat daar. Volgens mij begint daar het gedonder. Het is vragen om ellende als je een gezamenlijke tekst met het woordje ‘ik’ begint, maar daar zit niet eens mijn grootste probleem.
‘Ik geloof in één God’ is het eerste stukje van de belijdenis van Nicea. Daar hoor ik de joodse geloofsbelijdenis in. Die is jaloersmakend kort en bondig. Daar kunnen wij kerken nog een puntje aan zuigen: ‘Hoor Israël, de Heer, uw God, de Heer is één’.
Maar in Nicea hebben ze met die oorspronkelijke woorden gerommeld. Het woordje ‘hoor’ is vervangen door ‘ik geloof’. Daarmee wordt de verantwoordelijkheid voor eenheid bij de mens gelegd. Daar gaat het mis. De joden hadden dat al lang in de gaten. Daarom begint hun geloofsbelijdenis met het woordje ‘hoor’. Een oproep van Godswege om de eenheid die er al is te erkennen. De eenheid begint dus bij God. Geloof is onze poging om die oproep te beantwoorden.
Dit artikel verscheen eerder in Kerk in Stad 2 – 24 januari 2025 – kerkinstad.nl.