Marian Knigge-van der Schors
De laatste dag
Ze grepen hem terwijl zijn vrienden sliepen
En het verraad kuste als een vriend zijn mond.
Rumoer was in de stad, en mannen liepen
Met toortsen in de donkre straten rond.
Een menigte drong op het plein: ze riepen:
‘Kruis hem! Kruis hem!’ – Hij, die gebonden stond
Voor het paleis, zag in hun oogen ’t diepe
Geheim, waarvoor hem God ter wereld zond.
En naakt werd hij gekruisigd door soldaten,
De vrouwen weenden en de priesters praatten,
Er werd gedobbeld en veel wijn vermorst.
Het voorhang scheurde, dooden werden wakker,
Een man wierp zilver ten verdoemden akker.
Het is volbracht! – Zijn hoofd viel aan zijn borst.
Martinus Nijhoff, uit: De wandelaar, 1916
Het lezen van de biografie over het leven van de dichter Martinus Nijhoff (1894-1953)* deed mij met hernieuwde belangstelling naar zijn gedichten kijken. Wat mij onder andere opviel is dat die gedichten zo duidelijk de worsteling weergeven die Nijhoff met ‘de taal’ had. Die taal moest niet hoogdravend zijn, maar het liefst zo simpel mogelijk. Alsof het spreektaal was. Met een mooie term ook wel poésie parlante genoemd. De vorm mocht wel klassiek zijn. Zo bekeken past het gedicht ‘De laatste dag’ precies binnen dat concept.
Het gedicht is een klassiek sonnet. Het telt veertien versregels, bestaat uit twee kwatrijnen met gekruist eindrijm (abab) en twee terzinen met als eindrijm ccd eed. Beginletterrijm vind je bijvoorbeeld in vers 10: ‘priesters praatten’. Op de chûte of wending en op de beeldspraak ga ik in bij de interpretatie van de inhoud. En wat de taal betreft: als je de spelling zou aanpassen, had het gedicht ook vandaag geschreven kunnen zijn. Bedenk daarbij dat ‘De laatste dag’ al in 1916 verscheen, in de eerste bundel van Nijhoff, toen hij nog maar tweeëntwintig jaar was.
Wat we lezen is een dramatisch verslag over de laatste dag van een mensenleven. Hoewel nergens bij name genoemd, weten wij dat het hier om Jezus gaat. De lijdensgeschiedenis van Jezus, zoals die opgetekend staat in de vier evangeliën, wordt weergegeven. Er wordt in vogelvlucht verslag gedaan net zoals dat nu al enkele jaren gebeurt in de televisie-uitzending van The Passion. We maken alles mee, heel zakelijk als in een krantenbericht.
Het gaat hier over ‘ze’, ‘zijn vrienden’, ‘mannen met toortsen’, ‘een menigte’, ‘soldaten’, ‘vrouwen’, ‘priesters’. Niemand wordt bij name genoemd. Jezus niet en Judas niet. Er staat ook niet ‘de vriend die hem verraadt’, maar: ‘En het verraad kuste als een vriend zijn mond.’ Prachtige beeldspraak! Het verraad wordt voorgesteld als een persoon, en het verraad wordt hier vervolgens vergeleken met een vriend die hem kust. Verraad en vriend zijn hier hetzelfde. Alsof de dichter ons duidelijk wil maken: dat kunnen vrienden doen. Die kunnen je verraden.
De dichter anonimiseert als het ware allen die bij het lijden en sterven betrokken zijn of eraan meewerken. Juist daardoor word jij als lezer bij dit verhaal betrokken. Jij zou één van die mensen kunnen zijn. Toen. Nu. Jij kunt iemand zijn, die meewerkt aan de ondergang van een ander mens. Misschien onbedoeld, misschien met een groot schuldgevoel als gevolg. Denk aan Judas, ‘een man’ (vers 13), waarover in Mattheus gezegd wordt dat hij spijt krijgt, zijn verradersloon wegsmijt en zich dezelfde dag nog verhangt.
Martinus Nijhoff werd wel verweten, dat niet duidelijk wordt waar hij als persoon in geloofskwesties staat.** In strofe twee geeft Nijhoff volgens mij echter wel een aanwijzing voor zijn visie op het geloof. Daar staat: “Hij, die gebonden stond / (…) zag in hun oogen ’t diepe / Geheim, waarvoor hem God ter wereld zond.’ Wat dat diepe geheim is, zegt hij niet. Waarschijnlijk moet je het in het licht van de theologie van die tijd zien als de zonde van de mensen die hij moet verzoenen. Maar misschien kun je in de huidige tijd daarnaast ook denken aan het leed van de mensen. Jezus, die in zijn lijden naast de mens is komen te staan. Nijhoff laat het je zelf invullen. Jij mag erover nadenken. Mogelijk maakt ook dat dit gedicht zo tijdloos en zorgt het ervoor dat het vandaag nog zeggingskracht heeft.
De chûte, de wending die bij een sonnet hoort, zie ik in de laatste versregel: “Het is volbracht!” Die uitspraak van de niet met name genoemde Jezus staat direct in verband met de opdracht van God, met ’t diepe geheim, waarvoor hij hem naar de wereld zond in strofe twee.
‘De laatste dag’ vind ik een mooi en bijzonder gedicht. Om een bespreking te maken heb ik het meerdere keren gelezen. Mijn waardering ervoor werd nog groter toen ik het lijdensverhaal in de vier verschillende evangeliën ernaast legde. Het is een vondst om als een journalist zoveel verschillende gebeurtenissen in veertien versregels samengevat weer te geven in zo begrijpelijke taal. En jou dan als lezer bovendien na te laten denken over de essentie van het verhaal en mogelijk jouw plaats daarin.
* Bart Slijper, Elk woord ging ademhalen, 2023
** Overigens niet door de commissie die bezig was met een nieuwe psalmberijming. De theologen en dichters die in deze commissie zaten waren zeer verheugd over zijn ondersteuning van hun werk. Dat hij hun meedeelde dat hij niet zo’n trouw kerkganger was en in concubinaat leefde, was voor hen in 1952 ook geen bezwaar.
Dit artikel verscheen eerder in Kerk in Stad 6 – 26 maart 2024 – kerkinstad.nl.