In Leviticus, het hart van de Thora, klinkt een wonderlijk gebod: elke vijftig jaar – ofwel: ééns per generatie – wordt alles teruggezet naar het begin. Dat jaar heet Jubeljaar, naar de ramshoorn waarmee het werd aangekondigd. Het was een radicale reset van de samenleving: schulden werden kwijtgescholden, slaven vrijgelaten, land keerde terug naar de oorspronkelijke families. Zoals de sabbatdag rust bracht na arbeid, en het sabbatsjaar herstel schonk aan akkers en wijngaarden, was het Jubeljaar een adempauze voor mens en aarde.
Alexandra Matz, predikant Nieuwe Kerk Groningen
Dit gebod heeft verstrekkende economische gevolgen: een samenleving met jubeljaren kent geen grootgrondbezitters. Het jubeljaar damt de gevolgen van voor- en tegenspoed van ouders voor hun kinderen in. Wijlen de Britse opperrabbijn Jonathan Sacks ziet hierin een beschermend mechanisme: volgens de Thora zijn sommige zaken te fundamenteel voor mens en gemeenschap om over te laten aan toeval of de grillen van de vrije markt.
Mens en aarde verbonden
Leviticus noemt de vrijlating van slaven en het laten rusten van de akker in één adem. Uitbuiting van mensen en roofbouw op de aarde horen blijkbaar bij elkaar; dat zien we nog steeds. Voor onze levensstandaard werken, per Nederlands huishouden, twee mensen elders fulltime – vaak onder erbarmelijke omstandigheden.
Het Jubeljaar verduidelijkt dat omgang met mensen en omgang met de aarde niet los te denken zijn. Rivieren vervuilen, oceanen leegvissen, regenwouden kappen – dat schaadt natuur en mensenlevens. (Het is überhaupt een vreemde term, ‘mens en natuur’. Alsof wij niet zelf natuur zíjn, ingeweven in hetzelfde web.)
In een Jubeljaar werd niet gezaaid of geoogst. Vanuit agrarisch perspectief is dit verstandig – grond heeft rust nodig om vruchtbaar te blijven. Maar er is meer aan de hand in Leviticus. Wat de aarde vanzelf voortbracht, was voor iedereen: boer en vreemdeling, rijke en arme, maar ook voor wilde dieren. De aarde is niet alleen een grondstof die nu eenmaal moet herstellen om voedsel voor mensen te blijven produceren. Haar waarde staat los van wat mensen eruit halen. In Leviticus krijgt de aarde religieuze waardigheid: ook zij mag, moet, sabbat houden.
Politieke keuzes
Maar hoe overleef je een jaar zonder oogst? Hoe blijven banken, ons financiële systeem, overeind als schulden simpelweg worden kwijtgescholden? Anderzijds: is ons eigen systeem zoveel werkbaarder? In Nederland staat er 3,5 miljard euro aan probleemschulden open, maar het innen en beheren ervan kost meer dan acht miljard. Dan klinkt kwijtschelden ineens minder wereldvreemd.
Natuurlijk: je kunt het jubeljaar niet één-op-één toepassen; we leven niet meer in een agrarische samenleving. En de Bijbel is geen verkiezingsprogramma, maar stelt profetische vragen bij de inrichting van onze samenleving en onze politieke keuzes, inclusief de hypotheekrenteaftrek. Vragen als: hoe voorkom je dat rijkdom zich eindeloos concentreert? Hoe zorg je dat iedereen opnieuw kan beginnen? Hoe geef je de aarde ademruimte?
Waar je recht op hebt
Het jubeljaar als gedachte-experiment toont dat wat wij normaal vinden, dat niet hoeft te zijn. Ter verduidelijking een (fictief) voorval:
Iemand reist met de trein. Voor de reis heeft ze een pak koekjes gekocht. Ze ploft neer tegenover een oudere man, vouwt haar krant open en neemt het eerste koekje. Tot haar verbijstering pakt de man tegenover haar óók een koekje. Ze voelt irritatie opkomen, maar zegt niets. Ze neemt er nog een; de man ook. Zo gaat het door, tot er nog één koekje over is. Dat breekt hij doormidden, en schuift haar glimlachend de helft toe. Als ze bij het uitstappen haar OV-kaart zoekt in haar tas, ontdekt ze daar haar eigen onaangeroerde pak koekjes.
Dat moment van schaamte en inzicht is wat het Jubeljaar beoogt: ons wakker schudden uit de illusie dat alles van ons is. ‘Het land behoort mij toe en jullie zijn slechts vreemdelingen die bij mij te gast zijn,’ spreekt God in Leviticus 25:23. Dat perspectief kantelt ons denken over rechten.
En nu?
Het Jubeljaar begon op Grote Verzoendag: eerst schuld belijden, dan resetten. Zonder innerlijke bekering blijft de greep naar bezit ongebroken. Niet alleen systemen en bedrijven zijn het probleem; het zit ook in ons eigen hart. De verzoening moet gestalte krijgen in een levensstijl met open handen. Leven alsof je huis, je tijd, je adem geleend zijn. Een nog altijd actuele oefening is de wekelijkse rustdag: één dag waarop genoeg echt genoeg is. Stoppen als geloofsdaad, een wekelijkse repetitie voor het Jubeljaar.
Wanneer Jezus in Nazaret uit Jesaja voorleest – ‘De Geest van de Heer is op mij… om bevrijding te verkondigen, om het genadejaar van de Heer uit te roepen’ (Lk 4: 16-21) – klinkt de taal van het Jubeljaar. En hij zegt: ‘Vandaag is dit Schriftwoord vervuld.’
Het Jubeljaar krijgt een gezicht. Het is niet langer een oud, onrealistisch gebod, maar het wordt werkelijkheid in een mens. In Jezus wordt leven met open handen zichtbaar. Het Jubeljaar wordt een werkelijkheid waarin wij mogen leren leven, als schepsel onder schepselen.

Dit artikel verscheen eerder in Kerk in Stad 18 – 2025, www.kerkinstad.nl
en is een bewerking van een preek die de auteur hield tijdens een klimaatviering