Met regelmaat klinkt in de discussie over de klimaatverandering en de gevolgen daarvan de oneliner ‘Het is te laat voor pessimisme’. Daarin zit lichtheid én ernst. Er is een weg die tussen ontkenning en doemdenken gaandeweg gebaand wordt. Niemand weet waar we zullen uitkomen. Maar zeker is dat het goed doet om die weg samen te gaan. Voorbij aan een doorgeslagen individualisatie en marktdenken. Dezelfde oneliner is van toepassing op het gesprek over de teruggang van de kerk in Nederland én wereldwijd, tussen mensen die de kerk een warm hart toedragen.
Evert Jan Veldman, predikant Nieuwe Kerk Groningen
Toegegeven, het is een andere schaal van urgentie. Als er weer een kerk aan de eredienst onttrokken wordt en tot appartementencomplex wordt omgebouwd, ligt slechts een kleine minderheid daar wakker van. Zij, die er gemeenschap hebben beleefd en er hun geloof hebben beleden. Wat gun ik ons de lichtheid van de oneliner ‘Het is te laat voor pessimisme’. Een lichtheid, die het verdriet over de teruggang van de kerk ziet en serieus neemt, en daardoor toch niet vervalt in somberheid.
De ontkenning voorbij
In de Protestantse Gemeente Groningen (PGG) hebben we de gedeelde ervaring van lichtheid nodig om de fase van ontkenning definitief achter ons te kunnen laten. De teruggang gaat namelijk onherroepelijk door. Tussen 1970 en 2010 nam de Nederlandse bevolking toe met achtentwintig procent. In dezelfde periode nam het aantal Nederlanders dat ingeschreven stond bij een kerkgenootschap af met ruim 3,1 miljoen, een krimp van een derde. Voor alle groeikerken gezamenlijk (van orthodox tot evangelisch) stond daar een ledenstijging van nog geen 230.000 tegenover.
Voor alle duidelijkheid: die nieuwe leden zijn deels afkomstig uit een geboorteoverschot en verder bijna allemaal afkomstig uit andere kerkgenootschappen – een mechanisme dat ook wel ‘het rondpompen van de heiligen’ genoemd wordt. Het gevoel dat leeft in de Nieuwe Kerk, namelijk dat we nog wel even vrolijk verder kunnen, heeft bijvoorbeeld te maken met de toeloop uit een ander kerkgenootschap.
Het onomkeerbare proces van teruggang kan naast een gevoel van somberheid ook een zekere lichtheid opleveren, tenminste als we het monster in de bek durven kijken en ophouden ons ervoor te schamen of elkaar een schuldgevoel erover aan te praten. Alsof wij allesomvattende processen als individualisatie, secularisatie en marktdenken buiten onze ziel zouden hebben kunnen houden, laat staan buiten de kerkdeuren.
Gezamenlijkheid
De PGG is teruggekomen van haar beleid om de teruggang van het aantal leden en de vergrijzing van het ledenbestand op te vangen middels fusies van wijkgemeentes. Fusies bleken doorgaans energievretende processen, waarin het nodige aantal leden sneller de uitgang van de kerk wist te vinden dan al normaal was geworden. De ervaring van gemeenschap leed eronder. En het eind van het liedje was telkens dat je minder van hetzelfde overhield. Er was hooguit wat tijd gewonnen, waarin de volhouders konden wijzen op een vollere kerkzaal op zondag. Hoe tijdelijk dan ook.
De beleidskeuze om geen kerkgebouwen meer af te stoten, honoreert het belang van bestaande geloofsgemeenschappen in een tijd waarin de samenleving onder druk staat van een doorgeschoten individualisatie en een economie die concurrentie tussen de een en de ander als hoogste waarde heeft. Hoe klein en kwetsbaar deze gemeenschappen ook zijn geworden. Deze beleidskeuze betekent niet het zo lang mogelijk rekken van de bestaande structuren, die stammen uit een tijd dat de kerk nog een factor van betekenis was en verweven met het alledaagse leven.
Zoals de gemaakte keuze om de gezamenlijkheid te laten prevaleren boven de zelfstandigheid van de kerkplekken er niet is om als een soort oorlogskabinet de meubels te redden, maar om samen te ontdekken uit welke hoek vandaag de Wind waait en de Geest haar vrije gang gaat. Ze waait namelijk niet alleen vanuit de kerk naar de wereld, maar ook vanuit de wereld naar de kerk. Nu het instituut kerk kraakt, is het des te belangrijker om te zien waar de kerk beweegt en hoe het beleid daarin gehoorzaam (Ausculta) mee kan bewegen. Dat is heilzamer dan alle verwoede pogingen om jezelf als kerk de toekomst in te organiseren.
Dat het speelveld van de Geest meeromvattend is dan de PGG wisten we al. En dat zich andere vormen van kerkzijn ontwikkelen dan die van de geografisch gebonden wijkgemeente, weten we inmiddels ook. Denk aan de monastieke vorm van het Stadsklooster. Denk aan Mosterd. Denk aan een diaconale woongroep. De ontwikkelingen vragen om iets anders dan zo veel mogelijk pastorale formatie binnenhengelen door de afzonderlijke wijkgemeentes.
Lichtheid
Landelijk ontwikkelt de PKN plannen om via een lichtere organisatiestructuur meer toekomstbestendig te worden. Ik gun de PGG naast deze organisatorische lichtheid, de lichtheid die meekomt in de groeiende kwetsbaarheid. In het licht van het heersende succesdenken en de verplichting om elk probleem als uitdaging te zien, iets om onder de pet te houden. Maar in het licht van het evangelie iets om te delen en te vieren. Daar hoort ook bij: het verleden eren en rouwen om wat voorbijging. Als we de ontwikkelingen blijven ontkennen, komen we daar niet aan toe.
Leestip Aarnoud van der Deijl, De toekomst van de kerk (2023)
Dit artikel verscheen eerder in Kerk in Stad 1 – 16 januari 2024 – kerkinstad.nl.